Onder het 'Lik op Stuk'-beleid zijn tussen 1 juli 1996 - december 1996 210
processen-verbaal uitgeschreven. Agenten hebben de indruk dat dit beleid een
goede uitwerking heeft.
* A. Arents, Evaluatie aanpak overlast in de binnenstad van Groningen,
1996.
Kanttekeningen t.a.v. het Politiebeleid.
De maatregelen kunnen worden gekarakteriseerd als opjaag- en afschrikbeleid
met de bedoeling de overlastplek/buurtbewoners te ontlasten. Mijn indruk is
dat de maatregelen die alleen gericht waren op repressie; de intensivering
van politietoezicht en het verbaliseren, niet voldoende effect sorteerden, of
slechts tijdelijk.
De beleidsdoelstelling, namelijk het repressief belonen van de strafbare
overlast is in deze zin dan wel behaald. Maar welk nut, behalve dan
ontlasting van buurtbewoners, heeft dit als daarna een andere Basiseenheid
wordt geconfronteerd met een toename van overlast in hun werkgebied?
De maatregelen waarbij men niet alleen gericht was op repressie en
verbaliseren, maar ook manieren werden gevonden de doelgroep een positief
alternatief aan te bieden, leverden meer op. Gedoeld wordt o.a. op het
terugdringen van de overlast aan de Nieuweweg in 1994 en 1995, wat enerzijds
lukte door politieoptredens, maar waarbij anderzijds aan de doelgroep sport-
en spelaktiviteiten werden aangeboden. Hier werd zomer 1995 druk gebruik van
gemaakt.
Ook als het ging om het regelen van praktische zaken bleek dat
politieoptredens in combinatie met andere aanvullende oplossingen, meer
effect sorteerden. Zoals bv. het instellen van het telefonisch spreekuur waar
slaapplaatsen gereserveerd kunnen worden, zodat zich minder opstootjes vormen
voor de deur van Het Hoekhuis*.
Onderschat wordt dat het weinig zin heeft mensen weg te jagen en af te
schrikken, ze kunnen tenslotte niet in lucht oplossen en zullen ergens anders
weer opduiken.
Het voordeel van dit beleid is natuurlijk dat buurtbewoners
(tijdelijk)ontlast worden, maar is hiermee het probleem opgelost? Is de groep
zelf hiermee geholpen? Zal de groep hierdoor veranderen, c.q. stoppen met het
veroorzaken van overlast?
Tevens valt op dat het beleid gericht is op de groep in zijn geheel en niet
op individuen. Terwijl heel duidelijk is dat juist de ernstige
overlastveroorzakers geen homogene groep vormen. Zie Hoofdstuk 3 'De
overlastveroorzaker'.
Als laatste kanttekening wil ik naar voren brengen dat de taakafbakening en
functieomschrijvingen die iedere hulpverlenende instelling*, ook de politie,
strikt en gedwongen door de bestaande regelgeving hanteert, misschien wel een
van de grootste hindernissen zijn in de aanpak van deze mensen. De woorden
'Dat is onze taak niet' vliegen mij dagelijks om de oren. Zowel intern als in
contacten met externe hulpverlenende instellingen word ik elke dag weer
geconfronteerd met deze zinsnede. En dan houdt natuurlijk alles op. Als we
ons allemaal strikt aan onze werkzaamheden houden, werkzaamheden die niet
altijd afgestemd zijn op de aanpak van deze mensen, zijn oplossingen ver te
zoeken.
* Nachtopvangvoorziening voor dak/thuislozen. Hoekstraat 38,
Groningen.
Door de politie aangedragen oplossingen.
Oplossingen werden tot dusver aangedragen in de vorm van*:
- Het intensiveren van politietoezicht.
- Meer samenhang in het pakket van maatregelen in de vorm van betere afstemming
tussen de Basiseenheden.
- Een beter registratiesysteem.
- Een duidelijker verbaliseringsbeleid.
* A. Arents, Evaluatie aanpak overlast in de binnenstad van Groningen,
1996.
Kanttekeningen t.a.v. aangedragen oplossingen
De in de vorige paragraaf aangedragen oplossingen zijn wederom hoofdzakelijk
gericht op repressie en zijn politiële, interne oplossingen waarbij niet
gestreefd wordt naar een samenwerking met de hulpverlenende instellingen.
Gebonden aan de bestaande wetgeving en de taakomschrijving van de politie
ligt het voor de hand dat het tot dusver hierbij bleef.
Tot nog toe was er van de kant van de politie, om begrijpelijke redenen,
nauwelijks belangstelling voor wat leeft in deze groep. Men ging er van uit
dat het de taak was van de politie om de groep te beheersen, en dat het de
taak van de hulpverlening is na te gaan of deze groep al dan niet geholpen
wil/kan worden. Ondanks de gezamenlijke bemoeienis is de aanpak gescheiden
en wordt vaak langs elkaar heen gewerkt. Het blijkt dat dit beleid tot
dusver, niet voldoende resultaat oplevert. Van de kant van de politie begint
men te beseffen dat naast de genoemde maatregelen zoals bovenstaande, er toch
ook meer aandacht zal moeten worden besteed aan het aspect van hulpverlening,
en aan samenwerking met de hulpverlenende instellingen. Mede daarom werd ik
gevraagd een notitie te schrijven over de aanpak van de overlastveroorzakers,
waarop deze scriptie gebaseerd is.
Ik denk dat naast de al aangedragen
oplossingen ook aan andere mogelijkheden gedacht moet worden. Mogelijkheden
die wellicht zullen leiden tot een adequatere hantering van het
overlastprobleem, en een beter hulpaanbod voor deze groep mensen. In
hoofdstuk 4 zal ik hier verder op ingaan.