Tot slot.

In deze notitie heb ik geprobeerd een duidelijke omschrijving te geven van de (kern) taken van het Algemeen Maatschappelijk Werk en het Ingebouwd Maatschappelijk Werk Regiopolitie.
Nagegaan is of het Ingebouwd Maatschappelijk Werk Politie voldoet aan de kerntaken zoals omschreven in het 'Beroepsprofiel van de Maatschappelijk Werker, 1996, Nederlandse vereniging van Maatschappelijk Werkers. Er blijkt er een verschil te zijn tussen Algemeen Maatschappelijk Werk en Ingebouwd Maatschappelijk Werk Regiopolitie.
Tevens heb ik mijn visie op het Ingebouwd Maatschappelijk Werk geformuleerd, een doelstelling vastgesteld, en de gehanteerde methodiek beschreven.
In hoofdstuk 1 worden de kerntaken van het Algemeen Maatschappelijk Werk geformuleerd aan de hand van het beroepsprofiel.
De kerntaken zijn: Psycho-sociale hulpverlening, concrete en informatieve hulpverlening, onderzoek en rapportage, signalering/belangenbehartiging en preventie.

In hoofdstuk 2 beschrijf ik aan de hand van mijn huidige werkzaamheden de (kern) taken van Ingebouwd Maatschappelijk Werk Regiopolitie, en de doelgroepen waar het Maatschappelijk Werk van de Politie zich op richt. De volgende conclusies zijn te trekken:

In dit hoofdstuk blijkt de nadruk van kerntaak 1 en 2 de psycho-sociale hulpverlening en concrete/informatieve hulpverlening, te liggen op eerste (crisis) opvang en snelle verwijzing. Met de kanttekening dat snelle verwijzing niet altijd mogelijk is, en de Maatschappelijk Werker de tijd overbrugt tot verwijzing heeft plaatsgevonden.
Tevens is duidelijk dat vooral in kerntaak 3 en 4 (onderzoek, rapportage, signaleren, belangenbehartiging en preventie) een belangrijke taak ligt voor de Maatschappelijk Werker, omdat vooral het aankaarten van structurele problemen tussen Politie en Hulpverlening vaak noodgedwongen achterwege wordt gelaten, en omdat de communicatie tussen Politie en hulpverlening vanwege het verschil in bedrijfscultuur en het verschil in doelstelling, niet optimaal is.

In deze wil ik nogmaals verwijzen naar mijn evaluatie 1995-1997, en mijn scriptie 'Aanpak overlastveroorzakers', april 1997, waarin heel duidelijk wordt dat deze taken vanwege tijds- en personeelsgebrek, en omdat de Politie hier niet op ingericht is, bezwaarlijk kunnen worden uitgevoerd door agenten.
In hoofdstuk 1 en 2 blijkt dat het Maatschappelijk Werk van de Regiopolitie aan alle kerntaken voldoet. In hoofdstuk 3 verwoord ik mijn visie op het Maatschappelijk Werk bij de Politie, formuleer ik een doelstelling van het Ingebouwd Maatschappelijk Werk Regiopolitie:

  • De deskundigheid van het Maatschappelijk Werk aanwenden ter onder- steuning van de executieve politietaak.
  • Met behulp van de samenwerking met de hulpverlenende instellingen contactleggen met, en een adequaat hulpaanbod te bieden aan cliënten die met de politie in aanraking komen, en dit behoeven.

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd voor welke werkwijze gekozen is, en welke methodiek gehanteerd wordt. Hieruit vloeien de volgende conclusies voort:

Duidelijk is dat in het Maatschappelijk Werk bij de Politie van de werker een attitude verwacht wordt die aansluit bij de humanistische denkwijze, en de methodiek van 'Outreachend werken' en 'Crisisinterventie' gehanteerd wordt. Hiervoor is een innerlijke houding noodzakelijk waarin de Maatschappelijk werker zijn\haar cliënten onvoorwaardelijk accepteert en niet zijn\haar eigen waarden en normen opdringt. Respect voor de cliënt is een eerste vereiste.

Tevens zet het Maatschappelijk Werk zich af tegen de algemene trend om de overlastveroorzakers te reduceren tot 'Overlastprobleem', en plaatst vraagtekens bij een beleid dat gericht is op het tevreden stellen van klagende burgers.

Als laatste wordt kort het verschil aangegeven tussen Algemeen Maatschappelijk Werk en Ingebouwd Maatschappelijk Werk. Hieruit blijkt dat het Maatschappelijk Werk van de Politie, in tegenstelling tot het Algemeen Maatschappelijk Werk, outreachend werkt. In aansluiting op de opvattingen van het Zorgcoördinatieproject (Ambulant Team Museum) hanteert het Maatschappelijk Werk van de Politie het theoretisch uitgangspunt van de filosofie van Levinas*; In eerste instantie wordt geen hulpvraag verwacht van de cliënt, en wordt sterk de nadruk gelegd op de verant- woordelijkheid van het individu voor het welzijn van de ander. Sleutelbegrippen zijn: Betrokkenheid, verantwoordelijkheid, persoonlijk contact en concrete hulp.

Halverwege het schrijven van deze nota, c.q. tentamen, werd bekend dat de werkwijze en visie van de St. Maatschappelijke Juridische Dienstverlening, Groningen, op het werk van de Politie, ondanks bezwaren van de Regiopolitie, en mede vanwege financiële aspecten, doorgezet zal worden. Mijn contract met de St. MJD loopt af op 31 oktober 1998. Daarna worden agenten geacht de (kern) taken zoals in hoofdstuk 2 beschreven staan, zelf te kunnen uitvoeren (sic).
In samenwerking met een Maatschappelijk Werker van de St. MJD zal in negen maanden tijd geprobeerd moeten worden deze werkwijze in te voeren op alle vijf basiseenheden in de stad.

Corna Dirks, Regiopolitie Groningen/Haren, BE Centrum, april 1998.

Gebruik van deze nota of het hiervan reproduceren, is niet toegestaan zonder mijn toestemming.©