Hoofdstuk 5. Samenvatting en Conclusies.Samenvatting.
In het eerste hoofdstuk werd duidelijk wat overlast is, en welke gegevens de
politie hierover beschikbaar heeft. De enkele maatregelen die niet alleen gericht waren op repressie maar de doelgroep ook een positief alternatief boden boekten meer resultaat. Dit waren maatregelen waarbij samengewerkt werd met de hulpverlenende instellingen.
In het beleid valt op dat deze groepsgericht is,
terwijl de doelgroep geen homogene groep vormt. Oplossingen die tot 1996* door de politie werden aangedragen zijn wederom gericht op repressie, waarbij niet gestreefd werd naar samenwerking met de hulpverlenende instellingen. Inmiddels (1997) is hierin een duidelijke kentering te bespeuren, en is de politie zoekende naar andere oplossingen. In het derde hoofdstuk worden een aantal kenmerken van de 'groep' overlastveroorzakers genoemd waaruit blijkt dat zij geen homogene groep vormen, en een eenduidige aanpak dus niet voor de hand ligt. Omdat de overlastveroorzakers in het algemeen als ongemotiveerde cliënten worden beschouwd heb ik in dit hoofdstuk een paragraaf gewijd aan de zogenaamde demotivatie van deze mensen. De hulpverlening verwacht van een cliënt motivatie en een duidelijke hulpvraag. Is er volgens de hulpverlener geen duidelijke hulpvraag, dan wordt de cliënt meestal afgeschreven. Ter illustratie en om te weerleggen dat de overlastveroorzaker per definitie gedemotiveerd is voor hulpverlening, volgt na deze paragraaf een uitgebreide case. Uit deze case blijkt dat juist een van de ernstigste overlastveroorzakers die Groningen kent, wel degelijk een hulpvraag bleek te hebben en nu regelmatig contact heeft met een hulpverlener. Dat dit pas na tien jaar overlast veroorzaakt te hebben gerealiseerd is, en de verwijzing naar een hulpverlenende instelling ruim een jaar in beslag nam, is schrijnend te noemen. Naast de zogenaamde demotivatie blijkt dat de hulpverleners, noodgedwongen, teveel begrensd worden door de structuur en werkwijze van de instellingen. Dit stimuleert niet tot een outreachende aanpak, terwijl een dergelijke aanpak aan te bevelen is. Ook is het hulpaanbod te vrijblijvend en te vaag. Met 'Stuur hem maar eens langs' komen we er niet. Ik eindig het derde hoofdstuk met een paragraaf waarin ik inga op de problemen die zowel de overlastveroorzaker als de politie ervaart in de contacten met de hulpverlenende instellingen. Uit deze ervaringen blijkt dat het overlastprobleem en de moeilijke verwijzing van de veroorzakers naar de hulpverlening niet alleen te wijten is aan het moeilijke gedrag van de overlastveroorzakers, maar dat ook organisatorische problemen, gebrek aan menskracht, miscommunicatie, en het systeem op zich, hier debet aan zijn. Naast de gebrekkige samenwerking is er nog het extra probleem voor de politie dat van haar verwacht wordt dat zij als eerste en in eerste instantie als enige de verantwoordelijkheid draagt voor het beheersen van het overlastprobleem, terwijl de politie vooral als het om mensen gaat met psychiatrische problemen, hierop vaak niet adequaat weet te reageren. In de eerste drie hoofdstukken heb ik antwoord gegeven op het eerste deel van de vraagstelling; Welke problemen spelen bij het politiebeleid m.b.t. het overlastprobleem in de binnenstad van Groningen t.a.v. de overlastveroorzakers met psychiatrische problematiek (al dan niet gecombineerd met verslavingsproblematiek)?
In Hoofdstuk vier doe ik suggesties die eventueel kunnen bijdragen aan de
oplossing van een deel van het overlastprobleem. Het deel van het probleem
dat veroorzaakt wordt door thuis/daklozen met psychiatrische problemen al dan
niet gecombineerd met verslavingsproblematiek. In Hoofdstuk 4 heb ik hiermee het tweede deel van de vraagstelling beantwoord; Hoe en met welke middelen zou de huidige aanpak tot een geïntegreerd, vruchtbaar beleid gevormd kunnen worden? Ik eindig deze scriptie met een aantal conclusies en aanbevelingen. * A. Arents, Evaluatie aanpak overlast in de binnenstad van Groningen, 1996.
Conclusies. Tijdens het schrijven van deze scriptie kwam ik tot de volgende conclusies:
Ik wil toevoegen dat regelmatig initiatieven worden ontplooid op het terrein van hulpverlening, zoals momenteel het 'Dagbestedingsproject Overlastveroorzakers'. Dat de initiatieven niet voldoende opleveren lijkt zijn oorzaak te vinden in dat de aanpak niet aansluit bij de overlastveroorzakers, en dat hulpverleners en politie te gebonden zijn aan de structuur waarbinnen zij werken. Juist met de ergste overlastveroorzakers is moeilijk contact te leggen, en van hulpverlening aan deze groep is slechts sporadisch sprake. Het overlastprobleem neemt echter in omvang toe. O.a. financiële tekorten en de extramuralisering zullen daar debet aan zijn, maar misschien vinden we ook met z'n allen dat deze 'lastige' mensen eigenlijk niet de moeite waard zijn, of niet te helpen zijn. Of vinden we dat zij hun eigen boontjes moeten doppen en zelf verantwoordelijk zijn voor de situatie waarin zij leven. Ongeacht of deze gedachten waarheid bevatten, want hoe bepaal je of iemand de moeite waard is en wanneer spreek je van resultaat of geen resultaat, heeft het tot nog toe niet bijgedragen aan oplossingen. Door blijven gaan met, aan de hand van een schuldvraag, het probleem bij hen alleen neer te leggen (en blijven wachten op een hulpvraag) verandert niets aan de kwestie. De overlast neemt alleen maar toe! Besparen op dit probleem lijkt me dan ook niet efficiënt.
Aanbevelingen. Aan de hand van de conclusies in de voorgaande paragraaf kom ik tot de volgende aanbevelingen:
*1 Een publieksgericht project om buurtgenoten van psychiatrische cliënten te informeren en meer begrip te kweken voor hen.
|