Scriptie "Aanpak overlastveroorzakers", Hoe en met welke middelen.......

(6 sec.)

Hoofdstuk 4. Hoe en met welke middelen zou de huidige aanpak tot een geïntegreerd beleid gevormd kunnen worden?

"Vroeger dacht ik dat mijn beperkingen mijn grenzen waren".

     Loesje.

Naar aanleiding van de beschreven problemen blijkt dat de gescheiden aanpak of het gebrek aan aanpak niet genoeg vruchten afwerpt. Repressie als beleid lijkt het probleem slechts te verschuiven en slechts tijdelijk de omgeving te ontlasten. Bovendien is de politie niet toegerust met de kennis van een psychiater of SVP-er en wordt van hen op dit terrein teveel verlangd.
Aan de andere kant lijkt de hulpverlening in het algemeen zich er te gemakkelijk van af te maken in die zin dat zij mikken op cliënten waarmee 'resultaat' te boeken valt, hoge eisen stellen betreffende, een in hun ogen, juiste hulpvraag en motivatie, en deze cliënten niet echt welkom zijn. Natuurlijk heeft dit zijn redenen. O.a. financiële redenen en zeker speelt ook het gedrag van deze moeilijke mensen mee. Gedrag dat weerstand, irritatie, maar vaak ook angst oproept.

Omdat ik mij in deze notitie beperk tot de overlastveroorzakers met psychiatrische problematiek, al dan niet gecombineerd met verslavingsproblematiek, zou ik willen stellen dat als basis voor eventuele oplossingen voor dit deel van de overlastveroorzakers we zouden moeten uitgaan van een individuele aanpak en niet langer van een groepsgerichte aanpak.

Tevens zou ik naar voren willen brengen dat we het gedrag van deze 'groep' als een gezamenlijk probleem van politie, Gemeente en hulpverlenende instellingen zouden moeten zien. Gezien de miscommunicatie ligt het voor de hand dat we meer zouden moeten samenwerken en elkaar aanvullen in plaats van langs elkaar heen te werken, en als eerste vereiste elkaar op de hoogte moeten houden van elkaars aanpak en deze op elkaar afstemmen. Om een betere communicatie en samenwerking te bevorderen, en tot een doelgerichte aanpak te komen doe ik de volgende suggesties:


Suggesties en aandachtspunten.

Een snellere verwijzingsprocedure van politie naar hulpverlening. Een eerste vereiste is dat men bereikbaar moet zijn. Het is tot dusver gebleken dat vooral de SPV-ers van de RIAGG zeer moeilijk te bereiken zijn en het vaak dagenlang, zo niet wekenlang duurt voordat zij terugbellen. Ook het maatschappelijk werk blinkt niet uit in bereikbaarheid. Het MJD verbaast zich erover dat er zo weinig aanmeldingen via de politie komen. De reden daarvan is simpel. In crisisgevallen is het MJD 24 uur per dag bereikbaar. Maar wanneer is het crisis? Je wilt mensen tenslotte ook niet storen tijdens hun werkzaamheden. Soms moet je gewoon snel even iets weten of regelen en dan heeft het Maatschappelijk Werk alleen het telefonische spreekuurtje op een tijdstip dat ons (de politie) vaak niet goed uitkomt. Vaak krijgen we dan ook nog een in gesprekstoon of staat het antwoordapparaat aan! Wat doen we dan? We bellen niet het MJD maar bv. het Maatschappelijk werk van het Leger des Heils, of we laten het erbij zitten.

Het omgekeerde, het sneller inspringen op een vraag van een hulpverlener aan de politie, verdient ook de nodige aandacht. Regelmatig komt het voor dat de politie niet wil komen als een hulpverlener daarom vraagt. Uit tijdgebrek en omdat de politie in dit soort gevallen niet zoveel ziet in preventieve aanwezigheid. Veelal wordt het niet eens meer gevraagd, omdat de meeste hulpverleners weten dat ze nul op het rekest krijgen. De politie vind het niet nodig, of wil pas komen als er daadwerkelijk iets aan de hand is en niet als preventieve maatregel. Dit bevordert de samenwerking niet en als je er vanuit gaat dat een hulpverlener dit doorgaans alleen vraagt als hij of zij dit noodzakelijk acht, bemoeilijkt dit natuurlijk het verdere contact. Nieuwe afspraken hierover lijken mij noodzakelijk.

Ook de procedure van het COCB (Crisis Opname Centraal Buro) wat betreft opnames en gedwongen opnames verloopt, vooral tijdens de nachtelijke uren, niet vlekkeloos. en veroorzaakt regelmatig problemen op de Basiseenheden. Dit legt vaak een grote druk op de politiecapaciteit, en vergt teveel van de mensen op de werkvloer. Irritatie gaat dan een rol spelen. Misschien is dit wederzijds en speelt dit ook bij het COCB. De oorzaak ligt mijns inziens, naast de inderdaad niet vlekkeloos verlopende werkwijze van het COCB en de politie, ook in de onbekendheid met elkaars werk. De politie en de hulpverlenende instellingen staan in het algemeen wereldvreemd tegenover elkaar. Noch de een, noch de ander begrijpt met welke problemen men elkaar soms opzadelt. Een uitwisselingsproject tussen politie en het COCB zou misschien een goed idee zijn om het begrip naar elkaar toe te vergroten. En ook wat dit punt betreft lijken mij nieuwe verbeterde afspraken noodzakelijk*1.

Een betere samenwerking tussen politie en hulpverlening als het gaat om overdracht en gezamenlijke aanpak in de vorm van structureel casus-overleg. Misschien in de vorm zoals ik dit nu regelmatig heb met het Ambulant Team Museum. En minstens tweewekelijks. Er is ergens een halfjaarlijks overleg, maar blijkbaar blijft dit op beleidsnivo hangen en komt opgedane kennis en begrip niet op de werkvloer terecht.
Een te strikte taakafbakening heeft tot nog toe de samenwerking niet bevorderd. De politie zou als instelling een aandeel kunnen leveren in de hulpverlening, en de hulpverlenende instellingen zouden sneller kunnen inspringen wanneer de politie een cliënt naar hen verwijst. Beiden zouden, binnen de privacy-wetgeving, een stap in elkaars richting kunnen doen, en elkaar beter moeten aanvullen. Bij de politie heerst nogal wat onbegrip t.a.v. deze groep, en bij de hulpverlenende instellingen speelt mee dat men dit toch wel een moeilijke, resultaatarme groep vindt, en dat ook angst voor deze mensen zeker een rol speelt. Wat zou dan beter zijn dan samen een hulpverleningsplan opzetten? De hulpverlener die het nodige begrip en de deskundigheid inbrengt, en de politie die de veiligheid inbrengt, een veilige setting biedt, en een belangrijke rol speelt bij de contactlegging door middel van de Sociaal Dienstverlener of Maatschappelijk Werker die werkzaam is op de basiseenheid. Daarmee kom ik op het volgende punt.

Een betere samenwerking is wellicht te bewerkstelligen door de aanstelling van Sociaal Dienstverleners of Maatschappelijk Werkers op elke relevante basiseenheid. Een andere mogelijkheid is misschien detachering van medewerkers van de G.G.D. of het Ambulant Team Museum*2. En zeker door nauwere samenwerking met de GGD en het Ambulant Team Museum.

In Artikel 2 stelt de Politiewet dat de politie een taak heeft op het terrein van hulpverlening. Ik ben van mening dat als het gaat om verwijzing en contactlegging van o.a. de overlastveroorzakers de politie haar medewerkers zou overvragen als het gaat om voldoen aan de hulpverleningstaak. Agenten hebben het hier te druk voor en op dit terrein missen zij vaak, niet altijd, de nodige deskundigheid. Als het gaat om snelle verwijzingen van mensen die niet tot de overlastveroorzakers behoren verlopen zaken vaak prima, maar als het gaat om de groep notoire overlastveroorzakers lopen de emoties soms hoog op en is begrip ver te zoeken. Irritatie en wrok naar deze lastige mensen toe, staan dan de contactlegging en hulpverlening in de weg. Omdat S.D.-ers of M.W.-ers, in tegenstelling tot de agenten, niet constant geconfronteerd worden met het lastige gedrag van deze groep, kunnen zij objectiever staan tegenover deze groep. Naast de deskundigheid waarover zij beschikken maakt hen dit meer geschikt voor het contact leggen met individuele mensen uit deze groep. Daarnaast worden zij door deze groep minder snel gezien als de 'vijand' die de politie toch voor hen is. Ook speelt bij hen niet de gebruikelijke weerstand tegen de hulpverlenende instanties, zoals die bij de politie nog wel speelt. In deze kan een S.D.-er of M.W.-er zorgdragen voor een soepeler contact tussen politie en hulpverlenende instellingen, en tussen politie en cliënt.
In samenwerking met de hulpverlenende instellingen zou geëxperimenteerd kunnen worden met deze nieuwe vorm van hulpverlening. Misschien ligt het ook binnen de mogelijkheden de financiering hiervan gezamenlijk te bekostigen. Gezien de financiële perikelen van de politie ligt het trouwens niet meteen voor de hand dat de politie hierin zou moeten bijdragen, stel dat zij dit zou willen.

Om verwijzing van 'moeilijke' cliënten soepeler te laten verlopen is een procedure noodzakelijk, of liever het weglaten van procedures terwille van het systeem, en een aanpak zonder poespas die gericht is op een in eerste instantie aanpassing aan de cliënt, in plaats van aanpassing te verwachten van de cliënt aan het systeem. Intakes en de noodzaak van verwijsbrieven van huisartsen e.d. kunnen heel demotiverend werken en weerstand oproepen, zeker bij deze groep. Als het een S.D.-er bv. lukt om in contact te komen met een overlastveroorzaker en deze weet te motiveren voor verwijzing naar de hulpverlening, waarom moet er dan eerst persé een formele intake en verwijzing plaatsvinden? Is dit nu echt noodzakelijk? Zou dit niet op een later tijdstip kunnen plaatsvinden als het vertrouwen al enigszins is opgebouwd? Is het niet verstandiger om het ijzer te smeden als het heet is, en meteen in te springen bij het geringste teken van motivatie?

Een ander belangrijk punt is de mentaliteit t.a.v. van deze groep. Een mentaliteitsverandering t.a.v. deze groep zowel bij politiemedewerkers als bij hulpverleners zou zeker bijdragen aan de oplossing van het probleem. De overlastveroorzakers worden als hopeloos beschouwd. Wanneer je als hopeloos wordt beschouwd, ben je dat natuurlijk ook. Dan is er geen redden meer aan. Bij de politie zou meer begrip gekweekt moeten worden voor deze groep, en de hulpverlening, zou mogelijkheden moeten krijgen om meer tijd te investeren in deze mensen. Tot mijn schrik en verbazing heb ik gemerkt dat, o.a. door personeelstekort, maar zeker ook omdat deze cliënten als hopeloos beschouwd worden, het bij sommige instellingen gebruikelijk is deze mensen een driewekelijks contact aan te bieden!! Dat dit weinig zoden aan de dijk legt, hoeft geen betoog.

Voor het opvangen van mensen die eigenlijk opgenomen dienen te worden maar dit niet willen, en voor wie een gedwongen opname niet mogelijk is, is de hulp van het COCB of de GGD eigenlijk onontbeerlijk. Juridisch schijnt het moeilijk te realiseren te zijn, maar met een beetje creativiteit moet het toch mogelijk zijn iets te verzinnen in de vorm van een opvangmogelijkheid? Misschien in de vorm van een isoleer/separeerruimte in het gebouw van het COCB, G.G.D. of ergens anders. Het gaat hier om mensen die noodgedwongen urenlang in een politiecel zitten waar ze niet thuishoren. Waar hen de hulp wordt onthouden die zij nodig hebben. Mensen die verward, angstig en/of agressief zijn en niet op de juiste manier opgevangen kunnen worden op een politieburo. Op dit terrein wordt teveel gevergd van politiemensen.

Een deel van de oplossing zou kunnen liggen in het aanbieden van zinvolle activiteiten aan de overlastveroorzakers. Bij het schrijven van deze scriptie was ik hiervan niet op de hoogte (sic), maar inmiddels blijkt hiervoor al een voorstel te liggen van vertegenwoordigers van Werkprojecten Groningen, AVG, OSW en St. Huis voor Thuis- en daklozen; 'Dagbestedingsprojekt Overlastveroorzakers'*3.

Omdat mijns inziens de specifieke aanpak van het Ambulant Team Museum een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren aan het oplossen van het probleem van de overlastveroorzakers, laat ik in de volgende paragraaf een korte uitleg volgen over dit project:

*1 Als aanvulling op de notitie waar deze scriptie op gebaseerd is, heb ik een inventarisatie gemaakt over 1996 van de problemen die de politie ervaart in de contacten met het COCB. N.a.v. hiervan heb ik samen met de Chef Basiseenheid Centrum een gesprek gehad met Dr. Bloemers, de co"rdinator van het COCB. Deze bleek niet op de hoogte te zijn van de problemen/ irritaties en gaat de problemen nu intern bespreken, waarna weer gesprekken zullen volgen.

*2 Met de laatste instelling zijn sinds de opheffing van hun cliëntenstop de banden gelukkig nauwer aangetrokken. En sinds het bestaan van het Project Vangnet en Advies' van de G.G.D., verloopt de samenwerking tussen in elk geval Basiseenheid Centrum en deze twee instellingen steeds beter. Ik ben niet op de hoogte van hoe de andere Basiseenheden dit ervaren, daar zijn geen stagiaires Sociale Dienstverlening aangesteld, zoals ik op BE Centrum).

*1 Met de aantekening dat ik de doelstelling, de doelgroep aan een Melkertbaan helpen, voor een groot deel van de overlastveroorzakers wel erg hoog gegrepen vind.


Het Ambulant Team Museum.

Het Ambulant Team Museum is een samenwerkingsverband van Dennenoord, APZ, RIBW( begeleid wonen), en de RIAGG.

Methodiek.

Uit een nota van het Ambulant Team:

"Het Ambulant Team Museum heeft een methodiek ontwikkeld voor de begeleiding van mensen waarvoor 'reguliere' hulpverlening tekort schiet. Het Ambulant Team Museum gaat informeel te werk en zoekt actief contact met de cliënt, waarbij een duidelijke hulpvraag geen vereiste is, noch meteen actieve medewerking van de cliënt verwacht wordt. De hulpverlener is verantwoordelijk voor het opbouwen en in stand houden van de relatie. Op instellingennivo is door het Ambulant Team een grensoverschrijdende werkwijze ontwikkeld. Onderdelen van de gebruikte methodiek zijn bruikbaar bij groepen met complexe problematiek zoals:

  • Cliënten met dubbele diagnose (psychiatrische problematiek gecombineerd met verslavingsproblematiek).
  • TBS-cliënten.
  • Zwerfjongeren.
  • Getraumatiseerde asielzoekers.


Doelgroep van het Ambulante Team.

'Mensen met langdurige en ernstige psychische problemen, die regelmatig in crisis verkeren, waardoor zij veelvuldig in contact komen met de GGZ, het maatschappelijk werk, politie en justitie. Hulp lijken af te wijzen, onregelmatig op afspraken komen, of slechts gebruik willen maken van bepaalde delen van het hulpaanbod, en daarom bekend staan als moeilijk of lastig'.

De notoire overlastveroorzakers beantwoorden exact aan de omschrijving van de doelgroep. Ik ben van mening dat de werkwijze van het Ambulant Team Museum een oplossing biedt voor verscheidene problemen. Contacten met overlastveroorzakers worden gemakkelijker gelegd, de taak van de politie wordt verlicht, de samenwerking verloopt soepeler, en wat het belangrijkste is de werkwijze slaat aan bij zeker een groot deel van de overlastveroorzakers.